Niederländisch
Detailübersetzungen für ontkurken (Niederländisch) ins Schwedisch
ontkurken:
-
ontkurken
Konjugationen für ontkurken:
o.t.t.
- ontkurk
- ontkurkt
- ontkurkt
- ontkurken
- ontkurken
- ontkurken
o.v.t.
- ontkurkte
- ontkurkte
- ontkurkte
- ontkurkten
- ontkurkten
- ontkurkten
v.t.t.
- heb ontkurkt
- hebt ontkurkt
- heeft ontkurkt
- hebben ontkurkt
- hebben ontkurkt
- hebben ontkurkt
v.v.t.
- had ontkurkt
- had ontkurkt
- had ontkurkt
- hadden ontkurkt
- hadden ontkurkt
- hadden ontkurkt
o.t.t.t.
- zal ontkurken
- zult ontkurken
- zal ontkurken
- zullen ontkurken
- zullen ontkurken
- zullen ontkurken
o.v.t.t.
- zou ontkurken
- zou ontkurken
- zou ontkurken
- zouden ontkurken
- zouden ontkurken
- zouden ontkurken
en verder
- is ontkurkt
- zijn ontkurkt
diversen
- ontkurk!
- ontkurkt!
- ontkurkt
- ontkurkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ontkurken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
korka upp | ontkurken | dichtkurken |
Computerübersetzung von Drittern: