Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. onaanzienlijk:


Niederländisch

Detailübersetzungen für onaanzienlijk (Niederländisch) ins Schwedisch

onaanzienlijk:

onaanzienlijk Adjektiv

  1. onaanzienlijk (bescheiden; gering; onbetekenend; nietig)

Übersetzung Matrix für onaanzienlijk:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
obetydlig achterlijke; dommerik; dwaas; idioot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; simpele ziel
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anspråkslöst bescheiden; gering; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend dunnetjes; eenvoudig; magertjes; matig; pretentieloos; schraal; schraaltjes; sober; sobertjes; zonder pretenties
beskedlig bescheiden; gering; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig
beskedligt bescheiden; gering; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig
obetydlig bescheiden; gering; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend beuzelachtig; futiel; gering; luttel; marginaal; miniem; minimaal; minste; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinig; weinigzeggend
obetydligt bescheiden; gering; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend beuzelachtig; futiel; gering; klein; luttel; marginaal; miniem; minimaal; minste; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; ondermaats; triviaal; van geringe afmeting; weinig; weinigzeggend

Verwandte Wörter für "onaanzienlijk":

  • onaanzienlijkheid