Niederländisch
Detailübersetzungen für omwoelen (Niederländisch) ins Schwedisch
omwoelen:
-
omwoelen
Konjugationen für omwoelen:
o.t.t.
- woel om
- woelt om
- woelt om
- woelen om
- wooelen om
- woelen om
o.v.t.
- woelde om
- woelde om
- woelde om
- woelden om
- woelden om
- woelden om
v.t.t.
- heb omgewoeld
- hebt omgewoeld
- heeft omgewoeld
- hebben omgewoeld
- hebben omgewoeld
- hebben omgewoeld
v.v.t.
- had omgewoeld
- had omgewoeld
- had omgewoeld
- hadden omgewoeld
- hadden omgewoeld
- hadden omgewoeld
o.t.t.t.
- zal omwoelen
- zult omwoelen
- zal omwoelen
- zullen omwoelen
- zullen omwoelen
- zullen omwoelen
o.v.t.t.
- zou omwoelen
- zou omwoelen
- zou omwoelen
- zouden omwoelen
- zouden omwoelen
- zouden omwoelen
diversen
- woel om!
- woelt om!
- omgewoeld
- omwoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für omwoelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
genomsöka | omwoelen | doorzoeken |
rota | omwoelen | |
snoka | omwoelen | opsnuffelen; uitvissen |
vända upp och ned på | omwoelen |