Niederländisch
Detailübersetzungen für neerglijden (Niederländisch) ins Schwedisch
neerglijden:
-
neerglijden (omlaagglijden; eraf glijden; naar beneden glijden)
Konjugationen für neerglijden:
o.t.t.
- glijd neer
- glijdt neer
- glijdt neer
- glijden neer
- glijden neer
- glijden neer
o.v.t.
- gleed neer
- gleed neer
- gleed neer
- gleden neer
- gleden neer
- gleden neer
v.t.t.
- ben neergegleden
- bent neergegleden
- is neergegleden
- zijn neergegleden
- zijn neergegleden
- zijn neergegleden
v.v.t.
- was neergegleden
- was neergegleden
- was neergegleden
- waren neergegleden
- waren neergegleden
- waren neergegleden
o.t.t.t.
- zal neerglijden
- zult neerglijden
- zal neerglijden
- zullen neerglijden
- zullen neerglijden
- zullen neerglijden
o.v.t.t.
- zou neerglijden
- zou neerglijden
- zou neerglijden
- zouden neerglijden
- zouden neerglijden
- zouden neerglijden
diversen
- glijd neer!
- glijdt neer!
- neergegleden
- neerglijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für neerglijden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
glida ner | eraf glijden; naar beneden glijden; neerglijden; omlaagglijden | afdalen; afglijden; eraf glijden; naar beneden glijden; naarbeneden glijden; omlaag glijden |