Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. moraliseren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für moraliseren (Niederländisch) ins Schwedisch

moraliseren:

moraliseren Verb (moraliseer, moraliseert, moraliseerde, moraliseerden, gemoraliseerd)

  1. moraliseren (zedenpreken)
    moralisera
    • moralisera Verb (moraliserar, moraliserade, moraliserat)

Konjugationen für moraliseren:

o.t.t.
  1. moraliseer
  2. moraliseert
  3. moraliseert
  4. moraliseren
  5. moraliseren
  6. moraliseren
o.v.t.
  1. moraliseerde
  2. moraliseerde
  3. moraliseerde
  4. moraliseerden
  5. moraliseerden
  6. moraliseerden
v.t.t.
  1. heb gemoraliseerd
  2. hebt gemoraliseerd
  3. heeft gemoraliseerd
  4. hebben gemoraliseerd
  5. hebben gemoraliseerd
  6. hebben gemoraliseerd
v.v.t.
  1. had gemoraliseerd
  2. had gemoraliseerd
  3. had gemoraliseerd
  4. hadden gemoraliseerd
  5. hadden gemoraliseerd
  6. hadden gemoraliseerd
o.t.t.t.
  1. zal moraliseren
  2. zult moraliseren
  3. zal moraliseren
  4. zullen moraliseren
  5. zullen moraliseren
  6. zullen moraliseren
o.v.t.t.
  1. zou moraliseren
  2. zou moraliseren
  3. zou moraliseren
  4. zouden moraliseren
  5. zouden moraliseren
  6. zouden moraliseren
diversen
  1. moraliseer!
  2. moraliseert!
  3. gemoraliseerd
  4. moraliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für moraliseren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
moralisera moraliseren; zedenpreken