Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- mishandelen:
-
Wiktionary:
- mishandelen → misshandla, skälla ut, missgynna, skada
Niederländisch
Detailübersetzungen für mishandel (Niederländisch) ins Schwedisch
mishandelen:
-
mishandelen (molesteren; pijnigen)
Konjugationen für mishandelen:
o.t.t.
- mishandel
- mishandelt
- mishandelt
- mishandelen
- mishandelen
o.v.t.
- mishandelde
- mishandelde
- mishandelde
- mishandelden
- mishandelden
- mishandelden
v.t.t.
- heb mishandeld
- hebt mishandeld
- heeft mishandeld
- hebben mishandeld
- hebben mishandeld
- hebben mishandeld
v.v.t.
- had mishandeld
- had mishandeld
- had mishandeld
- hadden mishandeld
- hadden mishandeld
- hadden mishandeld
o.t.t.t.
- zal mishandelen
- zult mishandelen
- zal mishandelen
- zullen mishandelen
- zullen mishandelen
- zullen mishandelen
o.v.t.t.
- zou mishandelen
- zou mishandelen
- zou mishandelen
- zouden mishandelen
- zouden mishandelen
- zouden mishandelen
en verder
- ben mishandeld
- bent mishandeld
- is mishandeld
- zijn mishandeld
- zijn mishandeld
- zijn mishandeld
diversen
- mishandel!
- mishandelt!
- mishandeld
- mishandelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für mishandelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
antasta | mishandelen; molesteren; pijnigen | molesteren |
misshandla | mishandelen; molesteren; pijnigen | misbruiken |
ofreda | mishandelen; molesteren; pijnigen | molesteren |
Verwandte Definitionen für "mishandelen":
Wiktionary Übersetzungen für mishandelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• mishandelen | → misshandla | ↔ abuse — to hurt |
• mishandelen | → misshandla | ↔ misshandeln — (transitiv) jemanden mutwillig seelisch oder körperlich heftig verletzen |
• mishandelen | → misshandla; skälla ut; missgynna; skada | ↔ maltraiter — traiter durement en actions ou en paroles, malmener, frapper. |