Niederländisch
Detailübersetzungen für loven (Niederländisch) ins Schwedisch
loven:
Konjugationen für loven:
o.t.t.
- loof
- looft
- looft
- loven
- loven
- loven
o.v.t.
- loofde
- loofde
- loofde
- loofden
- loofden
- loofden
v.t.t.
- heb geloofd
- hebt geloofd
- heeft geloofd
- hebben geloofd
- hebben geloofd
- hebben geloofd
v.v.t.
- had geloofd
- had geloofd
- had geloofd
- hadden geloofd
- hadden geloofd
- hadden geloofd
o.t.t.t.
- zal loven
- zult loven
- zal loven
- zullen loven
- zullen loven
- zullen loven
o.v.t.t.
- zou loven
- zou loven
- zou loven
- zouden loven
- zouden loven
- zouden loven
en verder
- ben geloofd
- bent geloofd
- is geloofd
- zijn geloofd
- zijn geloofd
- zijn geloofd
diversen
- loof!
- looft!
- geloofd
- lovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für loven:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
högt värdera någon | loven; prijzen; roemen; vereren; zich lovend uitlaten | |
lovprisa någon | loven; prijzen; roemen; vereren; zich lovend uitlaten |
Verwandte Wörter für "loven":
loven form of loof:
Übersetzung Matrix für loof:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
grönska | loof; lover |