Niederländisch
Detailübersetzungen für loshangen (Niederländisch) ins Schwedisch
loshangen:
-
loshangen (loszitten)
Konjugationen für loshangen:
o.t.t.
- hang los
- hangt los
- hangt los
- hangen los
- hangen los
- hangen los
o.v.t.
- hing los
- hing los
- hing los
- hingen los
- hingen los
- hingen los
v.t.t.
- heb losgehangen
- hebt losgehangen
- heeft losgehangen
- hebben losgehangen
- hebben losgehangen
- hebben losgehangen
v.v.t.
- had losgehangen
- had losgehangen
- had losgehangen
- hadden losgehangen
- hadden losgehangen
- hadden losgehangen
o.t.t.t.
- zal loshangen
- zult loshangen
- zal loshangen
- zullen loshangen
- zullen loshangen
- zullen loshangen
o.v.t.t.
- zou loshangen
- zou loshangen
- zou loshangen
- zouden loshangen
- zouden loshangen
- zouden loshangen
en verder
- ben losgehangen
- bent losgehangen
- is losgehangen
- zijn losgehangen
- zijn losgehangen
- zijn losgehangen
diversen
- hang los!
- hangt los!
- losgehangen
- loshangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für loshangen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
hänga lös | loshangen; loszitten |
Computerübersetzung von Drittern: