Niederländisch
Detailübersetzungen für leegeten (Niederländisch) ins Schwedisch
leegeten:
-
leegeten (opeten)
Konjugationen für leegeten:
o.t.t.
- eet leeg
- eet leeg
- eet leeg
- eten leeg
- eten leeg
- eten leeg
o.v.t.
- at leeg
- at leeg
- at leeg
- aten leeg
- aten leeg
- aten leeg
v.t.t.
- heb leeggegeten
- hebt leeggegeten
- heeft leeggegeten
- hebben leeggegeten
- hebben leeggegeten
- hebben leeggegeten
v.v.t.
- had leeggegeten
- had leeggegeten
- had leeggegeten
- hadden leeggegeten
- hadden leeggegeten
- hadden leeggegeten
o.t.t.t.
- zal leegeten
- zult leegeten
- zal leegeten
- zullen leegeten
- zullen leegeten
- zullen leegeten
o.v.t.t.
- zou leegeten
- zou leegeten
- zou leegeten
- zouden leegeten
- zouden leegeten
- zouden leegeten
en verder
- ben leeggegeten
- bent leeggegeten
- is leeggegeten
- zijn leeggegeten
- zijn leeggegeten
- zijn leeggegeten
diversen
- eet leeg!
- eet leeg!
- leeggegeten
- leegetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für leegeten:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
avsluta | afkrijgen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
avsluta | leegeten; opeten | aankomen; afkrijgen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; compleet maken; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; haspelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; laatste gedeelte afmaken; naar einde toewerken; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden; raken; ten einde zijn; terechtkomen; treffen; uithebben; uitkrijgen; vervolledigen; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen |
äta | leegeten; opeten | eten; laven; lenigen; lessen; lunchen; opeten; opvreten; schaften; tegoed doen; vreten |
äta upp | leegeten; opeten | laven; lenigen; lessen; opeten; opvreten; tegoed doen; vreten |