Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. kwinkeleren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für kwinkeleren (Niederländisch) ins Schwedisch

kwinkeleren:

kwinkeleren Verb (kwinkeleer, kwinkeleert, kwinkeleerde, kwinkeleerden, gekwinkeleerd)

  1. kwinkeleren (tjilpen; kwetteren)
    pipa; kvittra
    • pipa Verb (pipar, pipade, pipat)
    • kvittra Verb (kvittrar, kvittrade, kvittrat)

Konjugationen für kwinkeleren:

o.t.t.
  1. kwinkeleer
  2. kwinkeleert
  3. kwinkeleert
  4. kwinkeleren
  5. kwinkeleren
  6. kwinkeleren
o.v.t.
  1. kwinkeleerde
  2. kwinkeleerde
  3. kwinkeleerde
  4. kwinkeleerden
  5. kwinkeleerden
  6. kwinkeleerden
v.t.t.
  1. heb gekwinkeleerd
  2. hebt gekwinkeleerd
  3. heeft gekwinkeleerd
  4. hebben gekwinkeleerd
  5. hebben gekwinkeleerd
  6. hebben gekwinkeleerd
v.v.t.
  1. had gekwinkeleerd
  2. had gekwinkeleerd
  3. had gekwinkeleerd
  4. hadden gekwinkeleerd
  5. hadden gekwinkeleerd
  6. hadden gekwinkeleerd
o.t.t.t.
  1. zal kwinkeleren
  2. zult kwinkeleren
  3. zal kwinkeleren
  4. zullen kwinkeleren
  5. zullen kwinkeleren
  6. zullen kwinkeleren
o.v.t.t.
  1. zou kwinkeleren
  2. zou kwinkeleren
  3. zou kwinkeleren
  4. zouden kwinkeleren
  5. zouden kwinkeleren
  6. zouden kwinkeleren
diversen
  1. kwinkeleer!
  2. kwinkeleert!
  3. gekwinkeleerd
  4. kwinkelerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für kwinkeleren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pipa geweerlade; loop
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kvittra kwetteren; kwinkeleren; tjilpen kwelen
pipa kwetteren; kwinkeleren; tjilpen doorsluizen; oppiepen; piepen

Computerübersetzung von Drittern: