Niederländisch
Detailübersetzungen für krullend (Niederländisch) ins Schwedisch
krullend:
-
krullend
lockigt; krullig; krullhårigt; krusigt; krulligt; krullhårig-
lockigt Adjektiv
-
krullig Adjektiv
-
krullhårigt Adjektiv
-
krusigt Adjektiv
-
krulligt Adjektiv
-
krullhårig Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für krullend:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
krullhårig | krullend | |
krullhårigt | krullend | |
krullig | krullend | gekruld; krullig |
krulligt | krullend | gekruld; kroes; kroezig; krullig; met kroeshaar |
krusigt | krullend | gekruld; kroes; kroezig; krullig; met kroeshaar |
lockigt | krullend | gekruld; kroes; kroezig; krullig; met kroeshaar |
krullend form of krullen:
-
krullen (in de krul zetten)
Konjugationen für krullen:
o.t.t.
- krul
- krult
- krult
- krullen
- krullen
- krullen
o.v.t.
- krulde
- krulde
- krulde
- krulden
- krulden
- krulden
v.t.t.
- ben gekruld
- bent gekruld
- is gekruld
- zijn gekruld
- zijn gekruld
- zijn gekruld
v.v.t.
- was gekruld
- was gekruld
- was gekruld
- waren gekruld
- waren gekruld
- waren gekruld
o.t.t.t.
- zal krullen
- zult krullen
- zal krullen
- zullen krullen
- zullen krullen
- zullen krullen
o.v.t.t.
- zou krullen
- zou krullen
- zou krullen
- zouden krullen
- zouden krullen
- zouden krullen
en verder
- ben gekruld
- bent gekruld
- is gekruld
- zijn gekruld
- zijn gekruld
- zijn gekruld
diversen
- krul!
- krult!
- gekruld
- krullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de krullen
-
de krullen (krulhaar; permanent; krulletjes)
lockigt hår-
lockigt hår Nomen
-
Übersetzung Matrix für krullen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
lockar | krullen | |
lockigt hår | krulhaar; krullen; krulletjes; permanent | kroeskop; krullenbol |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
locka | in de krul zetten; krullen | aanlokken; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; dichtbijlokken; gunst winnen; induceren; kietelen; kittelen; lokken; meelokken; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken; tevoorschijn lokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken |
locka håret | in de krul zetten; krullen | |
sätta spolar i håret | in de krul zetten; krullen |