Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für krast (Niederländisch) ins Schwedisch
krassen:
-
krassen (zich krabben)
Konjugationen für krassen:
o.t.t.
- kras
- krast
- krast
- krassen
- krassen
- krassen
o.v.t.
- kraste
- kraste
- kraste
- krasten
- krasten
- krasten
v.t.t.
- heb gekrast
- hebt gekrast
- heeft gekrast
- hebben gekrast
- hebben gekrast
- hebben gekrast
v.v.t.
- had gekrast
- had gekrast
- had gekrast
- hadden gekrast
- hadden gekrast
- hadden gekrast
o.t.t.t.
- zal krassen
- zult krassen
- zal krassen
- zullen krassen
- zullen krassen
- zullen krassen
o.v.t.t.
- zou krassen
- zou krassen
- zou krassen
- zouden krassen
- zouden krassen
- zouden krassen
en verder
- ben gekrast
- bent gekrast
- is gekrast
- zijn gekrast
- zijn gekrast
- zijn gekrast
diversen
- kras!
- krast!
- gekrast
- krassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für krassen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
riva | scheur; torn | |
rivande | gekras; krassen | geknars; geknerp; gekrab; inscheuren; verscheuring |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
riva | krassen; zich krabben | aanharken; bekrassen; ergens uitscheuren; inscheuren; knarsen; raspen; schaven; scheuren; schuren |