Niederländisch
Detailübersetzungen für kortwieken (Niederländisch) ins Schwedisch
kortwieken:
-
kortwieken (haar kort laten knippen)
Konjugationen für kortwieken:
o.t.t.
- kortwiek
- kortwiekt
- kortwiekt
- kortwieken
- kortwieken
- kortwieken
o.v.t.
- kortwiekte
- kortwiekte
- kortwiekte
- kortwiekten
- kortwiekten
- kortwiekten
v.t.t.
- heb gekortwiekt
- hebt gekortwiekt
- heeft gekortwiekt
- hebben gekortwiekt
- hebben gekortwiekt
- hebben gekortwiekt
v.v.t.
- had gekortwiekt
- had gekortwiekt
- had gekortwiekt
- hadden gekortwiekt
- hadden gekortwiekt
- hadden gekortwiekt
o.t.t.t.
- zal kortwieken
- zult kortwieken
- zal kortwieken
- zullen kortwieken
- zullen kortwieken
- zullen kortwieken
o.v.t.t.
- zou kortwieken
- zou kortwieken
- zou kortwieken
- zouden kortwieken
- zouden kortwieken
- zouden kortwieken
en verder
- ben gekortwiekt
- bent gekortwiekt
- is gekortwiekt
- zijn gekortwiekt
- zijn gekortwiekt
- zijn gekortwiekt
diversen
- kortwiek!
- kortwiekt!
- gekortwiekt
- kortwiekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für kortwieken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
klippa av lite grann | haar kort laten knippen; kortwieken | |
klippa topparna | haar kort laten knippen; kortwieken | |
trimma | haar kort laten knippen; kortwieken | bijknippen; een beetje knippen; knippen |