Niederländisch
Detailübersetzungen für knijpt (Niederländisch) ins Schwedisch
knijpen:
-
knijpen (beknibbelen; knibbelen; schrapen)
Konjugationen für knijpen:
o.t.t.
- knijp
- knijpt
- knijpt
- knijpen
- knijpen
- knijpen
o.v.t.
- kneep
- kneep
- kneep
- knepen
- knepen
- knepen
v.t.t.
- heb geknepen
- hebt geknepen
- heeft geknepen
- hebben geknepen
- hebben geknepen
- hebben geknepen
v.v.t.
- had geknepen
- had geknepen
- had geknepen
- hadden geknepen
- hadden geknepen
- hadden geknepen
o.t.t.t.
- zal knijpen
- zult knijpen
- zal knijpen
- zullen knijpen
- zullen knijpen
- zullen knijpen
o.v.t.t.
- zou knijpen
- zou knijpen
- zou knijpen
- zouden knijpen
- zouden knijpen
- zouden knijpen
en verder
- ben geknepen
- bent geknepen
- is geknepen
- zijn geknepen
- zijn geknepen
- zijn geknepen
diversen
- knijp!
- knijpt!
- geknepen
- knijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für knijpen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
nypa | kneep; knijpen | afsnoepen |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dra in på | beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen | |
knappa in på | beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen | |
nypa | achteroverdrukken; drukken; gappen; inpikken; jatten; knellen; ontvreemden; pikken; stelen; strak zitten; vastknijpen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken |