Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. klungelen:
  2. klungel:


Niederländisch

Detailübersetzungen für klungelen (Niederländisch) ins Schwedisch

klungelen:

klungelen Verb (klungel, klungelt, klungelde, klungelden, geklungeld)

  1. klungelen (knoeien; klunzen; prutsen; stuntelen)
    förfuska; misslyckas; fumla; klåpa
    • förfuska Verb (förfuskar, förfuskade, förfuskat)
    • misslyckas Verb (misslyckar, misslyckade, misslyckat)
    • fumla Verb (fumlar, fumlade, fumlat)
    • klåpa Verb (klåper, klåpte, klåppt)

Konjugationen für klungelen:

o.t.t.
  1. klungel
  2. klungelt
  3. klungelt
  4. klungelen
  5. klungelen
  6. klungelen
o.v.t.
  1. klungelde
  2. klungelde
  3. klungelde
  4. klungelden
  5. klungelden
  6. klungelden
v.t.t.
  1. heb geklungeld
  2. hebt geklungeld
  3. heeft geklungeld
  4. hebben geklungeld
  5. hebben geklungeld
  6. hebben geklungeld
v.v.t.
  1. had geklungeld
  2. had geklungeld
  3. had geklungeld
  4. hadden geklungeld
  5. hadden geklungeld
  6. hadden geklungeld
o.t.t.t.
  1. zal klungelen
  2. zult klungelen
  3. zal klungelen
  4. zullen klungelen
  5. zullen klungelen
  6. zullen klungelen
o.v.t.t.
  1. zou klungelen
  2. zou klungelen
  3. zou klungelen
  4. zouden klungelen
  5. zouden klungelen
  6. zouden klungelen
diversen
  1. klungel!
  2. klungelt!
  3. geklungeld
  4. klungelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für klungelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fumla klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen frommelen; haspelen; tot een warboel maken; verprutsen; verwarren
förfuska klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen
klåpa klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen haspelen; tot een warboel maken; verwarren
misslyckas klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen afgaan; bederven; falen; floppen; in de puree lopen; in de war sturen; misgaan; mislopen; mislukken; nekken; ruïneren; stranden; te kort schieten; tegenvallen; verkeerd lopen; verzieken

Verwandte Wörter für "klungelen":


klungel:

klungel [de ~] Nomen

  1. de klungel (kruk; klungelaar; stumper; stoethaspel)
    fuskare; klåpare

Übersetzung Matrix für klungel:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fuskare klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper beunhaas; broddelaars; kladders; klieders; klungels; knoeier; knoeiers; koekenbakker; koekhakker; misleider; prutser
klåpare klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper beunhaas; broddelaars; kladders; klieders; klungels; knoeier; knoeiers; knoeipot; knoeipotten; koekenbakker; koekhakker; morser; morsers; prutser; prutsers

Verwandte Wörter für "klungel":


Synonyms for "klungel":


Verwandte Definitionen für "klungel":

  1. iemand die erg onhandig is1
    • die klungel heeft overal koffie gemorst1