Niederländisch
Detailübersetzungen für klap (Niederländisch) ins Schwedisch
klap:
-
de klap (harde slag)
-
de klap (opstopper; peut; stoot)
-
de klap (geroddel; roddels; roddelpraat; roddel; praatjes; achterklap; geklets; geklep; klets; geklap)
-
de klap (toegebrachte klap; tik; lel; klop; mep)
-
de klap (toegebrachte klap; jens; tik; knal; lel; dreun; mep)
-
de klap (smak; dreun; knal; kwak)
-
de klap (oplawaai; opdonder; muilpeer; mep; stoot; hengst; peut; opduvel; lel)
-
de klap (gepraat; praatje; stof tot gepraat)
Übersetzung Matrix für klap:
Verwandte Wörter für "klap":
Synonyms for "klap":
Verwandte Definitionen für "klap":
Wiktionary Übersetzungen für klap:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• klap | → smäll | ↔ bang — A sudden percussive noise |
• klap | → smäll | ↔ bang — A strike upon an object causing such a noise |
• klap | → smäll | ↔ bang — An explosion |
• klap | → slag | ↔ stroke — blow |
• klap | → hugg; batalj; kamp; slag; slagsmål; strid | ↔ bataille — guerre|fr combat général entre deux armées. |
• klap | → hugg | ↔ coup — impression que fait un corps sur un autre en le frappant. |
klap form of klappen:
-
klappen (praten; spreken; wauwelen; babbelen; kwebbelen; kletsen; zwammen; kakelen; kwetteren; kwekken; snateren)
-
klappen (applaudisseren)
-
klappen (exploderen; ontploffen; springen; uit elkaar springen; uit elkaar spatten)
Konjugationen für klappen:
o.t.t.
- klap
- klapt
- klapt
- klappen
- klappen
- klappen
o.v.t.
- klapte
- klapte
- klapte
- klapten
- klapten
- klapten
v.t.t.
- heb geklapt
- hebt geklapt
- heeft geklapt
- hebben geklapt
- hebben geklapt
- hebben geklapt
v.v.t.
- had geklapt
- had geklapt
- had geklapt
- hadden geklapt
- hadden geklapt
- hadden geklapt
o.t.t.t.
- zal klappen
- zult klappen
- zal klappen
- zullen klappen
- zullen klappen
- zullen klappen
o.v.t.t.
- zou klappen
- zou klappen
- zou klappen
- zouden klappen
- zouden klappen
- zouden klappen
diversen
- klap!
- klapt!
- geklapt
- klappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het klappen (applaus; applaudiseren; handgeklap; open doekje; ovatie)
-
de klappen (knallen; smakken)
-
de klappen (vuistslagen; handtastelijkheden; opdonders)