Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. kennismaken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für kennismaken (Niederländisch) ins Schwedisch

kennismaken:

kennismaken Verb (maak kennis, maakt kennis, maakte kennis, maakten kennis, kennis gemaakt)

  1. kennismaken
    lära känna någon; träffa någon

Konjugationen für kennismaken:

o.t.t.
  1. maak kennis
  2. maakt kennis
  3. maakt kennis
  4. maken kennis
  5. maken kennis
  6. maken kennis
o.v.t.
  1. maakte kennis
  2. maakte kennis
  3. maakte kennis
  4. maakten kennis
  5. maakten kennis
  6. maakten kennis
v.t.t.
  1. heb kennis gemaakt
  2. hebt kennis gemaakt
  3. heeft kennis gemaakt
  4. hebben kennis gemaakt
  5. hebben kennis gemaakt
  6. hebben kennis gemaakt
v.v.t.
  1. had kennis gemaakt
  2. had kennis gemaakt
  3. had kennis gemaakt
  4. hadden kennis gemaakt
  5. hadden kennis gemaakt
  6. hadden kennis gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal kennismaken
  2. zult kennismaken
  3. zal kennismaken
  4. zullen kennismaken
  5. zullen kennismaken
  6. zullen kennismaken
o.v.t.t.
  1. zou kennismaken
  2. zou kennismaken
  3. zou kennismaken
  4. zouden kennismaken
  5. zouden kennismaken
  6. zouden kennismaken
en verder
  1. is kennis gemaakt
diversen
  1. maak kennis!
  2. maakt kennis!
  3. kennis gemaakt
  4. kennis makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für kennismaken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lära känna någon kennismaken
träffa någon kennismaken

Verwandte Definitionen für "kennismaken":

  1. hem of het leren kennen1
    • heb je al kennisgemaakt met je nieuwe buurman?1