Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Schwedisch ->übersetze kamertje

übersetze kamertje von Niederländische ins Schwedisch

Übersicht

Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten

kamertje:
- stuga; hytt
kamer:
- rum; kammare; riksdag; parlament
Wiktionary:
- kamer → hus, kammare, plats, utrymme, rum, gemak, aktstycke, bit

Niederländisch

Detailübersetzungen für kamertje (Niederländisch) ins Schwedisch

kamertje:

kamertje [het ~] Nomen

het kamertje (cabine)
stuga; hytt
- stuga [-en] Nomen
- hytt [-en] Nomen

Übersetzung Matrix für kamertje:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
hytt	cabine; kamertje	cabine; cockpit; stuurcabine
stuga	cabine; kamertje	huisje

Verwandte Wörter für "kamertje":

kamertjes, kamer

kamer:

kamer [de ~] Nomen

de kamer (ruimte in een gebouw; vertrekken; vertrek)
rum; kammare
- rum [-ett] Nomen
- kammare Nomen
de kamer (Kamer der Staten-Generaal; kabinet)
riksdag; parlament
- riksdag [-en] Nomen
- parlament [-ett] Nomen

Übersetzung Matrix für kamer:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
kammare	kamer; ruimte in een gebouw; vertrek; vertrekken	kleine kamer; opkamer
parlament	Kamer der Staten-Generaal; kabinet; kamer	parlement
riksdag	Kamer der Staten-Generaal; kabinet; kamer	gezag; gouvernement; kabinet; parlement; regering; rijksdag
rum	kamer; ruimte in een gebouw; vertrek; vertrekken	aparte vergaderruimte; grote kamer; kamers; ruimte; ruimtes; vertrekken; zaal; zalen
-	vertrek

Verwandte Wörter für "kamer":

kamers, kamertje

Synonyms for "kamer":

vertrek

Verwandte Definitionen für "kamer":

ruimte in gebouw, met vier muren, vloer en plafond¹
- het huis heeft drie kamers¹

Wiktionary Übersetzungen für kamer:

Cross Translation:

From	To	Via
• kamer	→ hus; kammare	↔ house — debating chamber for government politicians
• kamer	→ plats; utrymme; rum	↔ room — space
• kamer	→ rum	↔ room — division in a building
• kamer	→ gemak; kammare	↔ chambre — Toute pièce habitable d’une maison et principalement une chambre à coucher.
• kamer	→ aktstycke; gemak; kammare; bit	↔ pièce — partie, portion, morceau d’un tout.
• kamer	→ gemak; kammare	↔ salle — pièce d’un bâtiment.

¹Muiswerk Woordenboek