Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. insneeuwen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für insneeuwen (Niederländisch) ins Schwedisch

insneeuwen:

insneeuwen Verb (sneeuw in, sneeuwt in, sneeuwde in, sneeuwden in, ingesneeuwd)

  1. insneeuwen (vastsneeuwen)
    snöa in
    • snöa in Verb (snöar in, snöade in, snöat in)

Konjugationen für insneeuwen:

o.t.t.
  1. sneeuw in
  2. sneeuwt in
  3. sneeuwt in
  4. sneeuwen in
  5. sneeuwen in
  6. sneeuwen in
o.v.t.
  1. sneeuwde in
  2. sneeuwde in
  3. sneeuwde in
  4. sneeuwden in
  5. sneeuwden in
  6. sneeuwden in
v.t.t.
  1. ben ingesneeuwd
  2. bent ingesneeuwd
  3. is ingesneeuwd
  4. zijn ingesneeuwd
  5. zijn ingesneeuwd
  6. zijn ingesneeuwd
v.v.t.
  1. was ingesneeuwd
  2. was ingesneeuwd
  3. was ingesneeuwd
  4. waren ingesneeuwd
  5. waren ingesneeuwd
  6. waren ingesneeuwd
o.t.t.t.
  1. zal insneeuwen
  2. zult insneeuwen
  3. zal insneeuwen
  4. zullen insneeuwen
  5. zullen insneeuwen
  6. zullen insneeuwen
o.v.t.t.
  1. zou insneeuwen
  2. zou insneeuwen
  3. zou insneeuwen
  4. zouden insneeuwen
  5. zouden insneeuwen
  6. zouden insneeuwen
diversen
  1. sneeuw in!
  2. sneeuwt in!
  3. ingesneeuwd
  4. insneeuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für insneeuwen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
snöa in insneeuwen; vastsneeuwen dichtsneeuwen