Niederländisch
Detailübersetzungen für inslikken (Niederländisch) ins Schwedisch
inslikken:
-
inslikken (doorslikken)
-
inslikken (rustig blijven; inhouden; beheersen)
Konjugationen für inslikken:
o.t.t.
- slik in
- slikt in
- slikt in
- slikken in
- slikken in
- slikken in
o.v.t.
- slikte in
- slikte in
- slikte in
- slikten in
- slikten in
- slikten in
v.t.t.
- heb ingeslikt
- hebt ingeslikt
- heeft ingeslikt
- hebben ingeslikt
- hebben ingeslikt
- hebben ingeslikt
v.v.t.
- had ingeslikt
- had ingeslikt
- had ingeslikt
- hadden ingeslikt
- hadden ingeslikt
- hadden ingeslikt
o.t.t.t.
- zal inslikken
- zult inslikken
- zal inslikken
- zullen inslikken
- zullen inslikken
- zullen inslikken
o.v.t.t.
- zou inslikken
- zou inslikken
- zou inslikken
- zouden inslikken
- zouden inslikken
- zouden inslikken
en verder
- is ingeslikt
diversen
- slik in!
- slikt in!
- ingeslikt
- inslikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für inslikken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
behålla sitt lugn | beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven | |
hålla sig lugn | beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven | |
svälja | doorslikken; inslikken | doorslikken; ophopen; opkroppen; oppeuzelen; opstapelen; opvreten; slikken; verbijten; verkroppen; verslinden; verzwelgen; wegslikken |