Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. inhaleren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für inhaleren (Niederländisch) ins Schwedisch

inhaleren:

inhaleren Verb (inhaleer, inhaleert, inhaleerde, inhaleerden, geïnhaleerd)

  1. inhaleren (over de longen roken)
    inhalera; dra halsblåss
    • inhalera Verb (inhalerar, inhalerade, inhalerat)
    • dra halsblåss Verb (drar halsblåss, drog halsblåss, dragit halsblåss)
  2. inhaleren (inademen)
    insupa; inandas
    • insupa Verb (insupar, insupade, insupat)
    • inandas Verb (inandar, inandade, inandat)

Konjugationen für inhaleren:

o.t.t.
  1. inhaleer
  2. inhaleert
  3. inhaleert
  4. inhaleren
  5. inhaleren
  6. inhaleren
o.v.t.
  1. inhaleerde
  2. inhaleerde
  3. inhaleerde
  4. inhaleerden
  5. inhaleerden
  6. inhaleerden
v.t.t.
  1. heb geïnhaleerd
  2. hebt geïnhaleerd
  3. heeft geïnhaleerd
  4. hebben geïnhaleerd
  5. hebben geïnhaleerd
  6. hebben geïnhaleerd
v.v.t.
  1. had geïnhaleerd
  2. had geïnhaleerd
  3. had geïnhaleerd
  4. hadden geïnhaleerd
  5. hadden geïnhaleerd
  6. hadden geïnhaleerd
o.t.t.t.
  1. zal inhaleren
  2. zult inhaleren
  3. zal inhaleren
  4. zullen inhaleren
  5. zullen inhaleren
  6. zullen inhaleren
o.v.t.t.
  1. zou inhaleren
  2. zou inhaleren
  3. zou inhaleren
  4. zouden inhaleren
  5. zouden inhaleren
  6. zouden inhaleren
diversen
  1. inhaleer!
  2. inhaleert!
  3. geïnhaleerd
  4. inhalerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für inhaleren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dra halsblåss inhaleren; over de longen roken
inandas inademen; inhaleren inhalen; naar binnen halen
inhalera inhaleren; over de longen roken ademen; ademhalen; inademen; inhalen; naar binnen halen
insupa inademen; inhaleren