Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. huisarts:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für huisarts (Niederländisch) ins Schwedisch

huisarts:

huisarts [de ~ (m)] Nomen

  1. de huisarts (wijkdokter)
    husläkare

Übersetzung Matrix für huisarts:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
husläkare huisarts; wijkdokter lijfarts; privé-arts

Verwandte Wörter für "huisarts":

  • huisartsen

Verwandte Definitionen für "huisarts":

  1. dokter naar wie je het eerst gaat als je ziek bent1
    • de huisarts heeft me doorverwezen naar de specialist1

Wiktionary Übersetzungen für huisarts:

huisarts
noun
  1. een arts die de eerste lijn van opvang vormt voor een aantal vaste patiënten in de buurt

Cross Translation:
FromToVia
huisarts allmänläkare general practitioner — physician who provides primary care; family doctor