Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. hanig:


Niederländisch

Detailübersetzungen für hanig (Niederländisch) ins Schwedisch

hanig:

hanig Adjektiv

  1. hanig
    högfärdig; viktigt; drygt; mallig; malligt; högfärdigt; sturskt; stursk
  2. hanig (vinnig; scherp; vlijmend; )
    skarpt; spetsigt; skarp

Übersetzung Matrix für hanig:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
drygt hanig geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte
högfärdig hanig kwasterig; nuffig; verwaand
högfärdigt hanig fier; flink; glorieus; groots; kwasterig; nuffig; prat; trots; verwaand
mallig hanig
malligt hanig
skarp fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend bijdehand; heet; kien; messcherp; met een scherp oog; nauwlettend; pienter; pikant; pittig; puntig; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; scherpklinkend; slim; smaak prikkelend; spits; uitgekookt
skarpt fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend bijdehand; gehaaid; gescherpt; gevat; gewiekst; hard; hoog; kien; messcherp; met een scherp oog; nauwlettend; pienter; pikant; puntig; schel; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; scherpklinkend; schril; slim; snedig; snerpend; spits; uitgekookt; uitgeslapen; verlekkerd
spetsigt fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend puntig; scherp; scherp gepunt; spits
stursk hanig
sturskt hanig
viktigt hanig belangrijk; hooggespannen; important; van belang

Verwandte Wörter für "hanig":

  • hanige