Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. geworteld:
  2. wortelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für geworteld (Niederländisch) ins Schwedisch

geworteld:

geworteld Adjektiv

  1. geworteld (als met wortels ingegroeid; vastgegroeid; verstokt; ingeworteld)
    inrotat; inrotad

Übersetzung Matrix für geworteld:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
inrotad als met wortels ingegroeid; geworteld; ingeworteld; vastgegroeid; verstokt
inrotat als met wortels ingegroeid; geworteld; ingeworteld; vastgegroeid; verstokt

wortelen:

wortelen Verb (wortel, wortelt, wortelde, wortelden, geworteld)

  1. wortelen (wortel schieten; vastgroeien)
    ha rötter
    • ha rötter Verb (har rötter, hade rötter, haft rötter)

Konjugationen für wortelen:

o.t.t.
  1. wortel
  2. wortelt
  3. wortelt
  4. wortelen
  5. wortelen
  6. wortelen
o.v.t.
  1. wortelde
  2. wortelde
  3. wortelde
  4. wortelden
  5. wortelden
  6. wortelden
v.t.t.
  1. ben geworteld
  2. bent geworteld
  3. is geworteld
  4. zijn geworteld
  5. zijn geworteld
  6. zijn geworteld
v.v.t.
  1. was geworteld
  2. was geworteld
  3. was geworteld
  4. waren geworteld
  5. waren geworteld
  6. waren geworteld
o.t.t.t.
  1. zal wortelen
  2. zult wortelen
  3. zal wortelen
  4. zullen wortelen
  5. zullen wortelen
  6. zullen wortelen
o.v.t.t.
  1. zou wortelen
  2. zou wortelen
  3. zou wortelen
  4. zouden wortelen
  5. zouden wortelen
  6. zouden wortelen
diversen
  1. wortel!
  2. wortelt!
  3. geworteld
  4. wortelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für wortelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ha rötter vastgroeien; wortel schieten; wortelen

Verwandte Wörter für "wortelen":