Niederländisch
Detailübersetzungen für geschieden (Niederländisch) ins Schwedisch
geschieden:
-
geschieden (gebeuren; plaats vinden; plaats hebben)
Konjugationen für geschieden:
o.t.t.
- geschiedt
- geschieden
o.v.t.
- geschiedde
- geschiedden
v.t.t.
- is geschied
- zijn geschied
v.v.t.
- was geschied
- waren geschied
o.t.t.t.
- zal geschieden
- zullen geschieden
o.v.t.t.
- zou geschieden
- zouden geschieden
diversen
- geschied!
- geschiedt!
- geschied
- geschiedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für geschieden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
hända | gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden | aflopen; gebeuren; plaats hebben; toegaan; tot stand komen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorkomen; zich voordoen |
inträffa | gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden | gebeuren; plaats hebben; tot stand komen; voorkomen; zich voordoen |
ske | gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden | aflopen; toegaan; tot stand komen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan |