Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. geringschattend:
  2. geringschatten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für geringschattend (Niederländisch) ins Schwedisch

geringschattend:

geringschattend Adjektiv

  1. geringschattend (uit de hoogte; minachtend; trots; )

Übersetzung Matrix für geringschattend:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förringande afslag; ontering; verkleining; verlaging
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dryg geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte
drygt geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte hanig
förringande geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte kleinerend; vernederend
förringandet geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte
högdraget geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte aanmatigend; arrogant; hautain; hoog geplaatst; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; trots; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
högmodig geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
högmodigt geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte aanmatigend; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; neerbuigend; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
överlägset geringschattend; hooghartig; kleinerend; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte aanmatigend; afstandelijk; arrogant; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; koel; koud; neerbuigend; superieur; uit de hoogte; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen

geringschattend form of geringschatten:

geringschatten Verb (geringschat, geringschatte, geringschatten, geringgeschat)

  1. geringschatten (minachten; verachten; neerkijken op)
    avsky
    • avsky Verb (avskyr, avskydde, avskytt)

Konjugationen für geringschatten:

o.t.t.
  1. geringschat
  2. geringschat
  3. geringschat
  4. geringschatten
  5. geringschatten
  6. geringschatten
o.v.t.
  1. geringschatte
  2. geringschatte
  3. geringschatte
  4. geringschatten
  5. geringschatten
  6. geringschatten
v.t.t.
  1. heb geringgeschat
  2. hebt geringgeschat
  3. heeft geringgeschat
  4. hebben geringgeschat
  5. hebben geringgeschat
  6. hebben geringgeschat
v.v.t.
  1. had geringgeschat
  2. had geringgeschat
  3. had geringgeschat
  4. hadden geringgeschat
  5. hadden geringgeschat
  6. hadden geringgeschat
o.t.t.t.
  1. zal geringschatten
  2. zult geringschatten
  3. zal geringschatten
  4. zullen geringschatten
  5. zullen geringschatten
  6. zullen geringschatten
o.v.t.t.
  1. zou geringschatten
  2. zou geringschatten
  3. zou geringschatten
  4. zouden geringschatten
  5. zouden geringschatten
  6. zouden geringschatten
en verder
  1. is geringgeschat
  2. zijn geringgeschat
diversen
  1. geringschat!
  2. geringschat!
  3. geringgeschat
  4. geringschattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für geringschatten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avsky afgrijzen; gruwen; schrik; verafschuwing; verbijstering; verfoeiing; verfoeilijkheid; walging; weerzin
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avsky geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten haten; verafschuwen; verfoeien

Computerübersetzung von Drittern: