Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. gelastend:
  2. gelasten:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gelastend (Niederländisch) ins Schwedisch

gelastend:

gelastend Adjektiv

  1. gelastend (imperatief; dwingend; vereisend; gebiedend)

Übersetzung Matrix für gelastend:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
imperativ gebiedende wijs; imperatief
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
imperativ dwingend; gebiedend; gelastend; imperatief; vereisend
imperativt dwingend; gebiedend; gelastend; imperatief; vereisend

gelastend form of gelasten:

gelasten Verb (gelast, gelastte, gelastten, gelast)

  1. gelasten (verordonneren; opdragen; decreteren; )
    påbjuda; kungöra
    • påbjuda Verb (påbjuder, påbjöd, påbjudit)
    • kungöra Verb (kungörar, kungjorde, kungjort)
  2. gelasten (bevelen; opdragen; commanderen; )
    beordra; befalla; kommendera
    • beordra Verb (beordrar, beordrade, beordrat)
    • befalla Verb (befaller, befallde, befallt)
    • kommendera Verb (kommenderar, kommenderade, kommenderat)
  3. gelasten (gebieden; voorschrijven)
    föreskriva; diktera; förestava
    • föreskriva Verb (föreskriver, föreskrev, föreskrivit)
    • diktera Verb (dikterar, dikterade, dikterat)
    • förestava Verb (förestavar, förestavade, förestavat)
  4. gelasten (voorschrijven; bevelen; gebieden; dicteren)
    beställa; ordna
    • beställa Verb (beställer, beställde, beställt)
    • ordna Verb (ordnar, ordnade, ordnat)

Konjugationen für gelasten:

o.t.t.
  1. gelast
  2. gelast
  3. gelast
  4. gelasten
  5. gelasten
  6. gelasten
o.v.t.
  1. gelastte
  2. gelastte
  3. gelastte
  4. gelastten
  5. gelastten
  6. gelastten
v.t.t.
  1. heb gelast
  2. hebt gelast
  3. heeft gelast
  4. hebben gelast
  5. hebben gelast
  6. hebben gelast
v.v.t.
  1. had gelast
  2. had gelast
  3. had gelast
  4. hadden gelast
  5. hadden gelast
  6. hadden gelast
o.t.t.t.
  1. zal gelasten
  2. zult gelasten
  3. zal gelasten
  4. zullen gelasten
  5. zullen gelasten
  6. zullen gelasten
o.v.t.t.
  1. zou gelasten
  2. zou gelasten
  3. zou gelasten
  4. zouden gelasten
  5. zouden gelasten
  6. zouden gelasten
en verder
  1. ben gelast
  2. bent gelast
  3. is gelast
  4. zijn gelast
  5. zijn gelast
  6. zijn gelast
diversen
  1. gelast!
  2. gelast!
  3. gelast
  4. gelastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für gelasten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
befalla bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
beordra bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen bestellen; opdracht geven; orderen
beställa bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven aanrukken
diktera gebieden; gelasten; voorschrijven dicteren; een brief dicteren; ingeven
föreskriva gebieden; gelasten; voorschrijven
förestava gebieden; gelasten; voorschrijven
kommendera bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten
kungöra bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren afkondigen; decreteren; iets aankondigen; in aantocht zijn; ordonneren; verordenen; verordineren; zich aandienen; zich voordoen
ordna bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven afspreken; archiveren; arrangeren; bedisselen; bewaren; classificeren; iets op touw zetten; iets regelen; in het gelid stellen; inrichten; installeren; op orde brengen; opbergen; opslaan; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; rechtmaken; regelen; reglementeren; scharen; schiften; schikken; sorteren; uitzoeken
påbjuda bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren afkondigen; decreteren; ordonneren; uitvaardigen; verordenen; verordineren

Wiktionary Übersetzungen für gelasten:


Cross Translation:
FromToVia
gelasten befalla; påbjuda commander — Ordonner, enjoindre quelque chose à quelqu’un. (Sens général).