Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. geborneerdheid:
  2. geborneerd:


Niederländisch

Detailübersetzungen für geborneerdheid (Niederländisch) ins Schwedisch

geborneerdheid:

geborneerdheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de geborneerdheid (kleingeestigheid; bekrompenheid; kleinzieligheid)

Übersetzung Matrix für geborneerdheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bigot bekrompenheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid
trångsynt bekrompenheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
trångsynt bekrompen; beperkt van geest; kwezelachtig

Verwandte Wörter für "geborneerdheid":


geborneerd:

geborneerd Adjektiv

  1. geborneerd (beperkt; gelimiteerd)

Übersetzung Matrix für geborneerd:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
begränsad beperkt; geborneerd; gelimiteerd begrensd; beperkt; ingeperkt
begränsat beperkt; geborneerd; gelimiteerd aan een kant beschrijfbaar; begrensd; beperkt; eenzijdig; ingeperkt
limiterat beperkt; geborneerd; gelimiteerd begrensd; beperkt

Verwandte Wörter für "geborneerd":