Niederländisch
Detailübersetzungen für galmde (Niederländisch) ins Schwedisch
galmen:
-
galmen (naklinken; echoën; weerklinken)
-
galmen (met krachtige stem zingen)
-
galmen (weergalmen; resoneren; echoën; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; schallen)
Konjugationen für galmen:
o.t.t.
- galm
- galmt
- galmt
- galmen
- galmen
- galmen
o.v.t.
- galmde
- galmde
- galmde
- galmden
- galmden
- galmden
v.t.t.
- heb gegalmd
- hebt gegalmd
- heeft gegalmd
- hebben gegalmd
- hebben gegalmd
- hebben gegalmd
v.v.t.
- had gegalmd
- had gegalmd
- had gegalmd
- hadden gegalmd
- hadden gegalmd
- hadden gegalmd
o.t.t.t.
- zal galmen
- zult galmen
- zal galmen
- zullen galmen
- zullen galmen
- zullen galmen
o.v.t.t.
- zou galmen
- zou galmen
- zou galmen
- zouden galmen
- zouden galmen
- zouden galmen
diversen
- galm!
- galmt!
- gegalmd
- galmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für galmen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
eka | echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen | echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen; schallen; weerschallen |
genljuda | echoën; galmen; met krachtige stem zingen; naklinken; weerklinken | schallen; weerschallen |
återskalla | galmen; met krachtige stem zingen | echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen |