Niederländisch
Detailübersetzungen für droogleggen (Niederländisch) ins Schwedisch
droogleggen:
-
droogleggen (inpolderen; indijken)
Konjugationen für droogleggen:
o.t.t.
- leg droog
- legt droog
- legt droog
- leggen droog
- leggen droog
- leggen droog
o.v.t.
- legde droog
- legde droog
- legde droog
- legden droog
- legden droog
- legden droog
v.t.t.
- heb drooggelegd
- hebt drooggelegd
- heeft drooggelegd
- hebben drooggelegd
- hebben drooggelegd
- hebben drooggelegd
v.v.t.
- had drooggelegd
- had drooggelegd
- had drooggelegd
- hadden drooggelegd
- hadden drooggelegd
- hadden drooggelegd
o.t.t.t.
- zal droogleggen
- zult droogleggen
- zal droogleggen
- zullen droogleggen
- zullen droogleggen
- zullen droogleggen
o.v.t.t.
- zou droogleggen
- zou droogleggen
- zou droogleggen
- zouden droogleggen
- zouden droogleggen
- zouden droogleggen
en verder
- is drooggelegd
- zijn drooggelegd
diversen
- leg droog!
- legt droog!
- drooggelegd
- droogleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für droogleggen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
drainera | afvoerkanaal; afwateringskanaal; boezem; riolering; riool | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
drainera | droogleggen; indijken; inpolderen | |
lägga torrt | droogleggen; indijken; inpolderen |