Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für dorst (Niederländisch) ins Schwedisch
dorst:
-
de dorst (dorstigheid)
Übersetzung Matrix für dorst:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
törst | dorst; dorstigheid |
Verwandte Wörter für "dorst":
Verwandte Definitionen für "dorst":
dorst form of dorsten:
-
dorsten (sterk verlangen naar)
Konjugationen für dorsten:
o.t.t.
- dorst
- dorst
- dorst
- dorsten
- dorsten
- dorsten
o.v.t.
- dorstte
- dorstte
- dorstte
- dorstten
- dorstten
- dorstten
v.t.t.
- heb gedorst
- hebt gedorst
- heeft gedorst
- hebben gedorst
- hebben gedorst
- hebben gedorst
v.v.t.
- had gedorst
- had gedorst
- had gedorst
- hadden gedorst
- hadden gedorst
- hadden gedorst
o.t.t.t.
- zal dorsten
- zult dorsten
- zal dorsten
- zullen dorsten
- zullen dorsten
- zullen dorsten
o.v.t.t.
- zou dorsten
- zou dorsten
- zou dorsten
- zouden dorsten
- zouden dorsten
- zouden dorsten
diversen
- dorst!
- dorst!
- gedorst
- dorstend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für dorsten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
vara törstig för | dorsten; sterk verlangen naar |
dorst form of dor:
Übersetzung Matrix für dor:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
öde | fortuintje; levenslot; lot; lotsbestemming; predestinatie; voorbeschikking | |
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
fattig | dor; schraal | arm; armetierig; armzalig; berooid; karig; mager; pover; schamel; schraal |
fattigt | dor; schraal | arm; armetierig; armzalig; berooid; karig; mager; pover; schamel; schraal |
kargt | dor; schraal | |
ofruktbar | dor; schraal | improduktief; infertiel; onproduktief; onvruchtbaar |
ofruktbart | dor; schraal | improduktief; infertiel; onproduktief; onvruchtbaar |
torkad | dor; droog; verdord | opgedroogd |
torkat | dor; droog; verdord | opgedroogd |
öde | dor; schraal | afgezonderd; desolaat; eenzaam; uitgestorven; verlaten |
ödsligt | dor; schraal | uitgestorven; vereenzaamd |
Verwandte Wörter für "dor":
dorsen:
-
dorsen
Konjugationen für dorsen:
o.t.t.
- dors
- dorst
- dorst
- dorsen
- dorsen
- dorsen
o.v.t.
- dorste
- dorste
- dorste
- dorsten
- dorsten
- dorsten
v.t.t.
- heb gedorst
- hebt gedorst
- heeft gedorst
- hebben gedorst
- hebben gedorst
- hebben gedorst
v.v.t.
- had gedorst
- had gedorst
- had gedorst
- hadden gedorst
- hadden gedorst
- hadden gedorst
o.t.t.t.
- zal dorsen
- zult dorsen
- zal dorsen
- zullen dorsen
- zullen dorsen
- zullen dorsen
o.v.t.t.
- zou dorsen
- zou dorsen
- zou dorsen
- zouden dorsen
- zouden dorsen
- zouden dorsen
diversen
- dors!
- dorst!
- gedorst
- dorsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für dorsen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
tröska | dorsmachine; maaidorser; oogstmachine | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
tröska | dorsen |
Wiktionary Übersetzungen für dorsen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dorsen | → tröska | ↔ flail — to thresh |
• dorsen | → tröska | ↔ thresh — to separate the grain from the straw or husks |
• dorsen | → tröska | ↔ dreschen — (transitiv) Landwirtschaft: bei Getreide, Hülsenfrüchten u.dgl. die Körner vom Stroh trennen durch Trampeln, Schlagen, Walzen oder mit einer Dreschmaschine |
• dorsen | → banka; drabba; slå | ↔ battre — frapper de coups répétés. |
Computerübersetzung von Drittern: