Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. doorspelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für doorspelen (Niederländisch) ins Schwedisch

doorspelen:

doorspelen Verb (speel door, speelt door, speelde door, speelden door, doorgespeeld)

  1. doorspelen (doorvertellen; doorgeven; rondvertellen; rondbrieven)
    skvallra; ge vidare
    • skvallra Verb (skvallrar, skvallrade, skvallrat)
    • ge vidare Verb (ger vidare, gav vidare, givit vidare)

Konjugationen für doorspelen:

o.t.t.
  1. speel door
  2. speelt door
  3. speelt door
  4. spelen door
  5. spelen door
  6. spelen door
o.v.t.
  1. speelde door
  2. speelde door
  3. speelde door
  4. speelden door
  5. speelden door
  6. speelden door
v.t.t.
  1. heb doorgespeeld
  2. hebt doorgespeeld
  3. heeft doorgespeeld
  4. hebben doorgespeeld
  5. hebben doorgespeeld
  6. hebben doorgespeeld
v.v.t.
  1. had doorgespeeld
  2. had doorgespeeld
  3. had doorgespeeld
  4. hadden doorgespeeld
  5. hadden doorgespeeld
  6. hadden doorgespeeld
o.t.t.t.
  1. zal doorspelen
  2. zult doorspelen
  3. zal doorspelen
  4. zullen doorspelen
  5. zullen doorspelen
  6. zullen doorspelen
o.v.t.t.
  1. zou doorspelen
  2. zou doorspelen
  3. zou doorspelen
  4. zouden doorspelen
  5. zouden doorspelen
  6. zouden doorspelen
en verder
  1. is doorgespeeld
  2. zijn doorgespeeld
diversen
  1. speel door!
  2. speelt door!
  3. doorgespeeld
  4. doorspelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für doorspelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ge vidare doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen
skvallra doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondbrieven; rondvertellen doorslaan; flappen; klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden