Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. doorloop:
  2. doorlopen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für doorloop (Niederländisch) ins Schwedisch

doorloop:

doorloop [de ~ (m)] Nomen

  1. de doorloop (gangpad; passage; gang; doorgang)
    gång; passage

Übersetzung Matrix für doorloop:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gång doorgang; doorloop; gang; gangpad; passage gangboord; loopvlak
passage doorgang; doorloop; gang; gangpad; passage doorrit; gangboord; hal; overloop; overtocht; overvaart; passus; portaal; verbindingsgang; zeereis

Verwandte Wörter für "doorloop":


doorlopen:

doorlopen Verb (loop door, loopt door, liep door, liepen door, doorgelopen)

  1. doorlopen (verdergaan; voortgaan; verder lopen; avanceren)
    fortsätta; gå vidare
    • fortsätta Verb (fortsätter, fortsatte, fortsatt)
    • gå vidare Verb (går vidare, gick vidare, gått vidare)

Konjugationen für doorlopen:

o.t.t.
  1. loop door
  2. loopt door
  3. loopt door
  4. lopen door
  5. lopen door
  6. lopen door
o.v.t.
  1. liep door
  2. liep door
  3. liep door
  4. liepen door
  5. liepen door
  6. liepen door
v.t.t.
  1. ben doorgelopen
  2. bent doorgelopen
  3. is doorgelopen
  4. zijn doorgelopen
  5. zijn doorgelopen
  6. zijn doorgelopen
v.v.t.
  1. was doorgelopen
  2. was doorgelopen
  3. was doorgelopen
  4. waren doorgelopen
  5. waren doorgelopen
  6. waren doorgelopen
o.t.t.t.
  1. zal doorlopen
  2. zult doorlopen
  3. zal doorlopen
  4. zullen doorlopen
  5. zullen doorlopen
  6. zullen doorlopen
o.v.t.t.
  1. zou doorlopen
  2. zou doorlopen
  3. zou doorlopen
  4. zouden doorlopen
  5. zouden doorlopen
  6. zouden doorlopen
diversen
  1. loop door!
  2. loopt door!
  3. doorgelopen
  4. doorlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für doorlopen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fortsätta avanceren; doorlopen; verder lopen; verdergaan; voortgaan aanhouden; aanzwiepen; continueren; doorgaan; doorwerken; duur verlengen; een stapje verder gaan; handelen; leven; manipuleren; op hol slaan; opdrijven; opereren; optreden; procederen; prolongeren; reactiveren; te werk gaan; uit wachtstand halen; verdergaan; verlengen; vervolgen; voortdrijven; voortgaan; voortjagen; voortzetten; wegjagen; werken
gå vidare avanceren; doorlopen; verder lopen; verdergaan; voortgaan aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen

Verwandte Wörter für "doorlopen":


Verwandte Definitionen für "doorlopen":

  1. een kleur die in andere kleur overvloeit1
    • de kleuren van deze trui zijn doorgelopen1
  2. niet stil blijven staan maar te voet verder gaan1
    • hij wilde niet blijven staan, hij liep door1
  3. van begin tot eind gaan1
    • hij heeft de hele opleiding doorlopen1

Computerübersetzung von Drittern: