Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. disconteren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für disconteren (Niederländisch) ins Schwedisch

disconteren:

disconteren Verb (disconteer, disconteert, disconteerde, disconteerden, gedisconteerd)

  1. disconteren
    pruta
    • pruta Verb (prutar, prutade, prutat)

Konjugationen für disconteren:

o.t.t.
  1. disconteer
  2. disconteert
  3. disconteert
  4. disconteren
  5. disconteren
  6. disconteren
o.v.t.
  1. disconteerde
  2. disconteerde
  3. disconteerde
  4. disconteerden
  5. disconteerden
  6. disconteerden
v.t.t.
  1. heb gedisconteerd
  2. hebt gedisconteerd
  3. heeft gedisconteerd
  4. hebben gedisconteerd
  5. hebben gedisconteerd
  6. hebben gedisconteerd
v.v.t.
  1. had gedisconteerd
  2. had gedisconteerd
  3. had gedisconteerd
  4. hadden gedisconteerd
  5. hadden gedisconteerd
  6. hadden gedisconteerd
o.t.t.t.
  1. zal disconteren
  2. zult disconteren
  3. zal disconteren
  4. zullen disconteren
  5. zullen disconteren
  6. zullen disconteren
o.v.t.t.
  1. zou disconteren
  2. zou disconteren
  3. zou disconteren
  4. zouden disconteren
  5. zouden disconteren
  6. zouden disconteren
diversen
  1. disconteer!
  2. disconteert!
  3. gedisconteerd
  4. disconterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für disconteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pruta disconteren afdingen; afpingelen; dingen; kromliggen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren