Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. dichthouden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für dichthouden (Niederländisch) ins Schwedisch

dichthouden:

dichthouden Verb (houd dicht, houdt dicht, hield dicht, hielden dicht, dichtgehouden)

  1. dichthouden (toehouden)
    hålla stängd
    • hålla stängd Verb (håller stängd, höll stängd, hållit stängd)

Konjugationen für dichthouden:

o.t.t.
  1. houd dicht
  2. houdt dicht
  3. houdt dicht
  4. houden dicht
  5. houden dicht
  6. houden dicht
o.v.t.
  1. hield dicht
  2. hield dicht
  3. hield dicht
  4. hielden dicht
  5. hielden dicht
  6. hielden dicht
v.t.t.
  1. heb dichtgehouden
  2. hebt dichtgehouden
  3. heeft dichtgehouden
  4. hebben dichtgehouden
  5. hebben dichtgehouden
  6. hebben dichtgehouden
v.v.t.
  1. had dichtgehouden
  2. had dichtgehouden
  3. had dichtgehouden
  4. hadden dichtgehouden
  5. hadden dichtgehouden
  6. hadden dichtgehouden
o.t.t.t.
  1. zal dichthouden
  2. zult dichthouden
  3. zal dichthouden
  4. zullen dichthouden
  5. zullen dichthouden
  6. zullen dichthouden
o.v.t.t.
  1. zou dichthouden
  2. zou dichthouden
  3. zou dichthouden
  4. zouden dichthouden
  5. zouden dichthouden
  6. zouden dichthouden
en verder
  1. is dichtgehouden
  2. zijn dichtgehouden
diversen
  1. houd dicht!
  2. houdt dicht!
  3. dichtgehouden
  4. dichthoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dichthouden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hålla stängd dichthouden; toehouden