Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für dartel (Niederländisch) ins Schwedisch
dartel:
-
dartel (vrolijk; blijmoedig; levendig; opgetogen; zonnig; lustig; opgewekt; uitgelaten; fideel; jolig; monter; kwiek; welgemoed; wakker; fleurig; blijgeestig; blij; opgeruimd; geestig; kleurig)
-
dartel (speels)
-
dartel (monter; vrolijk; levendig; levenslustig; opgewekt; blij; blijmoedig; tierig; opgetogen)
Übersetzung Matrix für dartel:
Verwandte Wörter für "dartel":
dartel form of dartelen:
Konjugationen für dartelen:
o.t.t.
- dartel
- dartelt
- dartelt
- dartelen
- dartelen
- dartelen
o.v.t.
- dartelde
- dartelde
- dartelde
- dartelden
- dartelden
- dartelden
v.t.t.
- heb gedarteld
- hebt gedarteld
- heeft gedarteld
- hebben gedarteld
- hebben gedarteld
- hebben gedarteld
v.v.t.
- had gedarteld
- had gedarteld
- had gedarteld
- hadden gedarteld
- hadden gedarteld
- hadden gedarteld
o.t.t.t.
- zal dartelen
- zult dartelen
- zal dartelen
- zullen dartelen
- zullen dartelen
- zullen dartelen
o.v.t.t.
- zou dartelen
- zou dartelen
- zou dartelen
- zouden dartelen
- zouden dartelen
- zouden dartelen
diversen
- dartel!
- dartelt!
- gedarteld
- dartelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für dartelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ha skoj | dartelen; huppelen | |
ha upptåg för sig | dartelen; huppelen | |
leka | dartelen; huppelen | |
roa sig | dartelen; huppelen | |
skutta | dartelen; huppelen | hollen; hoppen; racen; rennen |
- | huppelen |