Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. cursiveren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für cursiveren (Niederländisch) ins Schwedisch

cursiveren:

cursiveren Verb (cursiveer, cursiveert, cursiveerde, cursiveerden, gecursiveerd)

  1. cursiveren
    kursivera
    • kursivera Verb (kursiverar, kursiverade, kursiverat)

Konjugationen für cursiveren:

o.t.t.
  1. cursiveer
  2. cursiveert
  3. cursiveert
  4. cursiveren
  5. cursiveren
  6. cursiveren
o.v.t.
  1. cursiveerde
  2. cursiveerde
  3. cursiveerde
  4. cursiveerden
  5. cursiveerden
  6. cursiveerden
v.t.t.
  1. heb gecursiveerd
  2. hebt gecursiveerd
  3. heeft gecursiveerd
  4. hebben gecursiveerd
  5. hebben gecursiveerd
  6. hebben gecursiveerd
v.v.t.
  1. had gecursiveerd
  2. had gecursiveerd
  3. had gecursiveerd
  4. hadden gecursiveerd
  5. hadden gecursiveerd
  6. hadden gecursiveerd
o.t.t.t.
  1. zal cursiveren
  2. zult cursiveren
  3. zal cursiveren
  4. zullen cursiveren
  5. zullen cursiveren
  6. zullen cursiveren
o.v.t.t.
  1. zou cursiveren
  2. zou cursiveren
  3. zou cursiveren
  4. zouden cursiveren
  5. zouden cursiveren
  6. zouden cursiveren
en verder
  1. is gecursiveerd
  2. zijn gecursiveerd
diversen
  1. cursiveer!
  2. cursiveert!
  3. gecursiveerd
  4. cursiverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für cursiveren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kursivera cursiveren

Computerübersetzung von Drittern: