Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. corrumperen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für corrumperen (Niederländisch) ins Schwedisch

corrumperen:

corrumperen Verb (corrumpeer, corrumpeert, corrumpeerde, corrumpeerden, gecorrumpeerd)

  1. corrumperen (verderven)
    försämra; depravera; korrumpera; pervertera
    • försämra Verb (försämrar, försämrade, försämrat)
    • depravera Verb (depraverar, depraverade, depraverat)
    • korrumpera Verb (korrumperar, korrumperade, korrumperat)
    • pervertera Verb (perverterar, perverterade, perverterat)
  2. corrumperen (omkopen)
    sticka för
    • sticka för Verb (sticker för, stack för, stuckit för)

Konjugationen für corrumperen:

o.t.t.
  1. corrumpeer
  2. corrumpeert
  3. corrumpeert
  4. corrumperen
  5. corrumperen
  6. corrumperen
o.v.t.
  1. corrumpeerde
  2. corrumpeerde
  3. corrumpeerde
  4. corrumpeerden
  5. corrumpeerden
  6. corrumpeerden
v.t.t.
  1. heb gecorrumpeerd
  2. hebt gecorrumpeerd
  3. heeft gecorrumpeerd
  4. hebben gecorrumpeerd
  5. hebben gecorrumpeerd
  6. hebben gecorrumpeerd
v.v.t.
  1. had gecorrumpeerd
  2. had gecorrumpeerd
  3. had gecorrumpeerd
  4. hadden gecorrumpeerd
  5. hadden gecorrumpeerd
  6. hadden gecorrumpeerd
o.t.t.t.
  1. zal corrumperen
  2. zult corrumperen
  3. zal corrumperen
  4. zullen corrumperen
  5. zullen corrumperen
  6. zullen corrumperen
o.v.t.t.
  1. zou corrumperen
  2. zou corrumperen
  3. zou corrumperen
  4. zouden corrumperen
  5. zouden corrumperen
  6. zouden corrumperen
diversen
  1. corrumpeer!
  2. corrumpeert!
  3. gecorrumpeerd
  4. corrumperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für corrumperen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
depravera corrumperen; verderven
försämra corrumperen; verderven
korrumpera corrumperen; verderven
pervertera corrumperen; verderven perverteren
sticka för corrumperen; omkopen spekken