Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. bruinen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bruinen (Niederländisch) ins Schwedisch

bruinen:

bruinen Verb (bruin, bruint, bruinde, bruinden, gebruind)

  1. bruinen (bronzen)
    få färg; bli brun
    • få färg Verb (får färg, fick färg, fått färg)
    • bli brun Verb (blir brun, blev brun, blivit brun)

Konjugationen für bruinen:

o.t.t.
  1. bruin
  2. bruint
  3. bruint
  4. bruinen
  5. bruinen
  6. bruinen
o.v.t.
  1. bruinde
  2. bruinde
  3. bruinde
  4. bruinden
  5. bruinden
  6. bruinden
v.t.t.
  1. ben gebruind
  2. bent gebruind
  3. is gebruind
  4. zijn gebruind
  5. zijn gebruind
  6. zijn gebruind
v.v.t.
  1. was gebruind
  2. was gebruind
  3. was gebruind
  4. waren gebruind
  5. waren gebruind
  6. waren gebruind
o.t.t.t.
  1. zal bruinen
  2. zult bruinen
  3. zal bruinen
  4. zullen bruinen
  5. zullen bruinen
  6. zullen bruinen
o.v.t.t.
  1. zou bruinen
  2. zou bruinen
  3. zou bruinen
  4. zouden bruinen
  5. zouden bruinen
  6. zouden bruinen
diversen
  1. bruin!
  2. bruint!
  3. gebruind
  4. bruinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bruinen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bli brun bronzen; bruinen
få färg bronzen; bruinen