Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. bollen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bolt (Niederländisch) ins Schwedisch

bolt form of bollen:

bollen [de ~] Nomen, Plural

  1. de bollen (ballen)
    bollar; glober

bollen Verb (bol, bolt, bolde, bolden, gebold)

  1. bollen (opbollen)
    blåsa upp
    • blåsa upp Verb (blåser upp, blåste upp, blåst upp)

Konjugationen für bollen:

o.t.t.
  1. bol
  2. bolt
  3. bolt
  4. bollen
  5. bollen
  6. bollen
o.v.t.
  1. bolde
  2. bolde
  3. bolde
  4. bolden
  5. bolden
  6. bolden
v.t.t.
  1. heb gebold
  2. hebt gebold
  3. heeft gebold
  4. hebben gebold
  5. hebben gebold
  6. hebben gebold
v.v.t.
  1. had gebold
  2. had gebold
  3. had gebold
  4. hadden gebold
  5. hadden gebold
  6. hadden gebold
o.t.t.t.
  1. zal bollen
  2. zult bollen
  3. zal bollen
  4. zullen bollen
  5. zullen bollen
  6. zullen bollen
o.v.t.t.
  1. zou bollen
  2. zou bollen
  3. zou bollen
  4. zouden bollen
  5. zouden bollen
  6. zouden bollen
en verder
  1. ben gebold
  2. bent gebold
  3. is gebold
  4. zijn gebold
  5. zijn gebold
  6. zijn gebold
diversen
  1. bol!
  2. bolt!
  3. gebold
  4. bollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bollen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bollar ballen; bollen
glober ballen; bollen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
blåsa upp bollen; opbollen aanblazen; aandikken; aanstoken; aanwakkeren; opblazen; openwaaien; opkloppen; oppoken; opschroeven; opstoken; overdreven voorstellen; overdrijven; poken; stoken

Verwandte Wörter für "bollen":


Computerübersetzung von Drittern: