Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. boei:
  2. boeien:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für boei (Niederländisch) ins Schwedisch

boei:


Übersetzung Matrix für boei:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kedja aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister aaneenschakeling; keten; ketting; reeks; rij; samentrekking; samenvoeging; serie; snoer
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kedja binden; boeien; ketenen; kluisteren

Verwandte Wörter für "boei":


Wiktionary Übersetzungen für boei:

boei
noun
  1. een drijvend en verankerd voorwerp om de vaargeul in ondiepe wateren aan te geven

Cross Translation:
FromToVia
boei boj buoy — nautical: a moored float

boeien:

boeien Verb (boei, boeit, boeide, boeiden, geboeid)

  1. boeien (fascineren; intrigeren)
    fängsla; fascinera
    • fängsla Verb (fängslar, fängslade, fängslat)
    • fascinera Verb (fascinerar, fascinerade, fascinerat)
  2. boeien (ketenen; binden; kluisteren)
    kedja; kedja fast
    • kedja Verb (kedjar, kedjade, kedjat)
    • kedja fast Verb (kedjar fast, kedjade fast, kedjat fast)
  3. boeien (aandacht vasthouden; gekluisterd zitten)
    hålla uppmärksam

Konjugationen für boeien:

o.t.t.
  1. boei
  2. boeit
  3. boeit
  4. boeien
  5. boeien
  6. boeien
o.v.t.
  1. boeide
  2. boeide
  3. boeide
  4. boeiden
  5. boeiden
  6. boeiden
v.t.t.
  1. heb geboeid
  2. hebt geboeid
  3. heeft geboeid
  4. hebben geboeid
  5. hebben geboeid
  6. hebben geboeid
v.v.t.
  1. had geboeid
  2. had geboeid
  3. had geboeid
  4. hadden geboeid
  5. hadden geboeid
  6. hadden geboeid
o.t.t.t.
  1. zal boeien
  2. zult boeien
  3. zal boeien
  4. zullen boeien
  5. zullen boeien
  6. zullen boeien
o.v.t.t.
  1. zou boeien
  2. zou boeien
  3. zou boeien
  4. zouden boeien
  5. zouden boeien
  6. zouden boeien
en verder
  1. ben geboeid
  2. bent geboeid
  3. is geboeid
  4. zijn geboeid
  5. zijn geboeid
  6. zijn geboeid
diversen
  1. boei!
  2. boeit!
  3. geboeid
  4. boeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

boeien [de ~] Nomen, Plural

  1. de boeien (handboeien; handijzers)

Übersetzung Matrix für boeien:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
handbojor boeien; handboeien; handijzers handboei; handboeien
handklovar boeien; handboeien; handijzers handboeien; ketenen; kluisters; knevels
kedja aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; aaneenschakeling; boei; keten; ketting; kluister; reeks; rij; samentrekking; samenvoeging; serie; snoer
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fascinera boeien; fascineren; intrigeren bekoren; bevallen
fängsla boeien; fascineren; intrigeren achter de tralies zetten; opsluiten
hålla uppmärksam aandacht vasthouden; boeien; gekluisterd zitten
kedja binden; boeien; ketenen; kluisteren
kedja fast binden; boeien; ketenen; kluisteren handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen

Verwandte Wörter für "boeien":


Wiktionary Übersetzungen für boeien:


Cross Translation:
FromToVia
boeien fotboja fetter — object used to bind a person or animal by its legs
boeien fascinera faszinieren — fesselnde Wirkung haben
boeien fjättra; fängsla fesseln — jemanden (an etwas) festbinden und damit bewegungsunfähig machen
boeien fängsla fesseln — jemanden stark beeindrucken, für sich einnehmen