Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. blinken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für blinkt (Niederländisch) ins Schwedisch

blinken:

blinken Verb (blink, blinkt, blinkte, blinkten, geblinkt)

  1. blinken
    glittra; glimma; flimra
    • glittra Verb (glittrar, glittrade, glittrat)
    • glimma Verb (glimmar, glimmade, glimmat)
    • flimra Verb (flimrar, flimrade, flimrat)

Konjugationen für blinken:

o.t.t.
  1. blink
  2. blinkt
  3. blinkt
  4. blinken
  5. blinken
  6. blinken
o.v.t.
  1. blinkte
  2. blinkte
  3. blinkte
  4. blinkten
  5. blinkten
  6. blinkten
v.t.t.
  1. heb geblinkt
  2. hebt geblinkt
  3. heeft geblinkt
  4. hebben geblinkt
  5. hebben geblinkt
  6. hebben geblinkt
v.v.t.
  1. had geblinkt
  2. had geblinkt
  3. had geblinkt
  4. hadden geblinkt
  5. hadden geblinkt
  6. hadden geblinkt
o.t.t.t.
  1. zal blinken
  2. zult blinken
  3. zal blinken
  4. zullen blinken
  5. zullen blinken
  6. zullen blinken
o.v.t.t.
  1. zou blinken
  2. zou blinken
  3. zou blinken
  4. zouden blinken
  5. zouden blinken
  6. zouden blinken
diversen
  1. blink!
  2. blinkt!
  3. geblinkt
  4. blinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

blinken [znw.] Nomen

  1. blinken
    glitter; glimmer

Übersetzung Matrix für blinken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
glimmer blinken mica
glitter blinken flonkering; fonkelen; fonkeling; glans; glitter; luister; schitteren; schittering; sprankelen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
flimra blinken
glimma blinken fonkelen; glinsteren; gloren; schitteren
glittra blinken fonkelen; glinsteren; glitteren; schitteren; vonken schieten

Wiktionary Übersetzungen für blinken:


Cross Translation:
FromToVia
blinken blänka; glänsa; reflektera shine — to reflect light