Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. bestraten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bestraten (Niederländisch) ins Schwedisch

bestraten:

bestraten Verb (bestraat, bestraatte, bestraatten, bestraat)

  1. bestraten (plaveien)
    täcka; bekläda; stenlägga
    • täcka Verb (täcker, täckte, täckt)
    • bekläda Verb (beklär, beklädde, beklätt)
    • stenlägga Verb (stenlägger, stenlade, stenlagt)

Konjugationen für bestraten:

o.t.t.
  1. bestraat
  2. bestraat
  3. bestraat
  4. bestraten
  5. bestraten
  6. bestraten
o.v.t.
  1. bestraatte
  2. bestraatte
  3. bestraatte
  4. bestraatten
  5. bestraatten
  6. bestraatten
v.t.t.
  1. heb bestraat
  2. hebt bestraat
  3. heeft bestraat
  4. hebben bestraat
  5. hebben bestraat
  6. hebben bestraat
v.v.t.
  1. had bestraat
  2. had bestraat
  3. had bestraat
  4. hadden bestraat
  5. hadden bestraat
  6. hadden bestraat
o.t.t.t.
  1. zal bestraten
  2. zult bestraten
  3. zal bestraten
  4. zullen bestraten
  5. zullen bestraten
  6. zullen bestraten
o.v.t.t.
  1. zou bestraten
  2. zou bestraten
  3. zou bestraten
  4. zouden bestraten
  5. zouden bestraten
  6. zouden bestraten
diversen
  1. bestraat!
  2. bestraat!
  3. bestraat
  4. bestratend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bestraten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bekläda bestraten; plaveien bekleden; beleggen; investeren; overtrekken; stofferen; van bekleding voorzien
stenlägga bestraten; plaveien
täcka bestraten; plaveien afdekken; afschermen; afschutten; bekleden; beschermen; beschutten; dekken; indekken; kaften; overdekken; overkappen; overtrekken; overwelven; stofferen; van bekleding voorzien
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
täcka bedekken; met iets bestrijken
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
täcka overdekt