Niederländisch
Detailübersetzungen für beschimpen (Niederländisch) ins Schwedisch
beschimpen:
-
beschimpen (verguizen; honen)
-
beschimpen (afgeven op)
-
beschimpen (bespotten)
-
beschimpen (uitschelden)
Konjugationen für beschimpen:
o.t.t.
- beschimp
- beschimpt
- beschimpt
- beschimpen
- beschimpen
- beschimpen
o.v.t.
- beschimpte
- beschimpte
- beschimpte
- beschimpten
- beschimpten
- beschimpten
v.t.t.
- heb beschimpt
- hebt beschimpt
- heeft beschimpt
- hebben beschimpt
- hebben beschimpt
- hebben beschimpt
v.v.t.
- had beschimpt
- had beschimpt
- had beschimpt
- hadden beschimpt
- hadden beschimpt
- hadden beschimpt
o.t.t.t.
- zal beschimpen
- zult beschimpen
- zal beschimpen
- zullen beschimpen
- zullen beschimpen
- zullen beschimpen
o.v.t.t.
- zou beschimpen
- zou beschimpen
- zou beschimpen
- zouden beschimpen
- zouden beschimpen
- zouden beschimpen
diversen
- beschimp!
- beschimpt!
- beschimpt
- beschimpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für beschimpen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
håna | schimpscheut | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aga | beschimpen; honen; verguizen | |
baktala | beschimpen; honen; verguizen | |
driva med | beschimpen; bespotten | bespotten; de draak steken; foppen; in de maling nemen; spotten; te pakken nemen; voor de gek houden |
göra narr av | beschimpen; bespotten | bespotten; de draak steken; spotten |
håna | afgeven op; beschimpen; bespotten; uitschelden | laten passeren; schamperen; smaden; smalen; versmaden |
pika | afgeven op; beschimpen | |
skymfa | beschimpen; uitschelden | smaden; smalen; voor het hoofd stoten |
smäda | afgeven op; beschimpen | smaden; smalen; zwart kleuren; zwartmaken |
svärta ned | beschimpen; honen; verguizen | |
vara spydig mot | beschimpen; uitschelden |