Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. begroeien:


Niederländisch

Detailübersetzungen für begroeien (Niederländisch) ins Schwedisch

begroeien:

begroeien Verb (begroei, begroeit, begroeide, begroeiden, begroeid)

  1. begroeien
    beväxa
    • beväxa Verb (beväxer, beväxte, bevuxit)

Konjugationen für begroeien:

o.t.t.
  1. begroei
  2. begroeit
  3. begroeit
  4. begroeien
  5. begroeien
  6. begroeien
o.v.t.
  1. begroeide
  2. begroeide
  3. begroeide
  4. begroeiden
  5. begroeiden
  6. begroeiden
v.t.t.
  1. heb begroeid
  2. hebt begroeid
  3. heeft begroeid
  4. hebben begroeid
  5. hebben begroeid
  6. hebben begroeid
v.v.t.
  1. had begroeid
  2. had begroeid
  3. had begroeid
  4. hadden begroeid
  5. hadden begroeid
  6. hadden begroeid
o.t.t.t.
  1. zal begroeien
  2. zult begroeien
  3. zal begroeien
  4. zullen begroeien
  5. zullen begroeien
  6. zullen begroeien
o.v.t.t.
  1. zou begroeien
  2. zou begroeien
  3. zou begroeien
  4. zouden begroeien
  5. zouden begroeien
  6. zouden begroeien
diversen
  1. begroei!
  2. begroeit!
  3. begroeid
  4. begroeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für begroeien:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
beväxa begroeien