Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für begieten (Niederländisch) ins Schwedisch
begieten:
-
begieten (besproeien; water geven)
Konjugationen für begieten:
o.t.t.
- begiet
- begiet
- begiet
- begieten
- begieten
- begieten
o.v.t.
- begoot
- begoot
- begoot
- begoten
- begoten
- begoten
v.t.t.
- heb begoten
- hebt begoten
- heeft begoten
- hebben begoten
- hebben begoten
- hebben begoten
v.v.t.
- had begoten
- had begoten
- had begoten
- hadden begoten
- hadden begoten
- hadden begoten
o.t.t.t.
- zal begieten
- zult begieten
- zal begieten
- zullen begieten
- zullen begieten
- zullen begieten
o.v.t.t.
- zou begieten
- zou begieten
- zou begieten
- zouden begieten
- zouden begieten
- zouden begieten
diversen
- begiet!
- begiet!
- begoten
- begietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für begieten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
blöta | begieten; besproeien; water geven | afweken; bevochtigen; doorweken; nat maken |
spruta | begieten; besproeien; water geven | |
vattna | begieten; besproeien; water geven | bevloeien; drenken; irrigeren; te drinken geven |