Niederländisch
Detailübersetzungen für bedingen (Niederländisch) ins Schwedisch
bedingen:
-
bedingen (voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; fixen; lappen)
Konjugationen für bedingen:
o.t.t.
- beding
- bedingt
- bedingt
- bedingen
- bedingen
- bedingen
o.v.t.
- bedong
- bedong
- bedong
- bedongen
- bedongen
- bedongen
v.t.t.
- heb bedongen
- hebt bedongen
- heeft bedongen
- hebben bedongen
- hebben bedongen
- hebben bedongen
v.v.t.
- had bedongen
- had bedongen
- had bedongen
- hadden bedongen
- hadden bedongen
- hadden bedongen
o.t.t.t.
- zal bedingen
- zult bedingen
- zal bedingen
- zullen bedingen
- zullen bedingen
- zullen bedingen
o.v.t.t.
- zou bedingen
- zou bedingen
- zou bedingen
- zouden bedingen
- zouden bedingen
- zouden bedingen
diversen
- beding!
- bedingt!
- bedongen
- bedingende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bedingen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
utföra | gehoor; gevolg; gevolg geven aan | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
utföra | bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen | doen; handelen; kwijten; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; voltrekken; zich voltrekken |
uträtta | bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen | doen; handelen; uitrichten; uitvoeren; verrichten |
Computerübersetzung von Drittern: