Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. bangmaken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bangmaken (Niederländisch) ins Schwedisch

bangmaken:

bangmaken Verb (maak bang, maakt bang, maakte bang, maakten bang, bang gemaakt)

  1. bangmaken (doen schrikken; verschrikken; beangstigen; angst aanjagen)
    skrämma; förskräcka
    • skrämma Verb (skrämmer, skrämde, skrämt)
    • förskräcka Verb (förskräcker, förskräckte, förskräckt)

Konjugationen für bangmaken:

o.t.t.
  1. maak bang
  2. maakt bang
  3. maakt bang
  4. maken bang
  5. maken bang
  6. maken bang
o.v.t.
  1. maakte bang
  2. maakte bang
  3. maakte bang
  4. maakten bang
  5. maakten bang
  6. maakten bang
v.t.t.
  1. heb bang gemaakt
  2. hebt bang gemaakt
  3. heeft bang gemaakt
  4. hebben bang gemaakt
  5. hebben bang gemaakt
  6. hebben bang gemaakt
v.v.t.
  1. had bang gemaakt
  2. had bang gemaakt
  3. had bang gemaakt
  4. hadden bang gemaakt
  5. hadden bang gemaakt
  6. hadden bang gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal bangmaken
  2. zult bangmaken
  3. zal bangmaken
  4. zullen bangmaken
  5. zullen bangmaken
  6. zullen bangmaken
o.v.t.t.
  1. zou bangmaken
  2. zou bangmaken
  3. zou bangmaken
  4. zouden bangmaken
  5. zouden bangmaken
  6. zouden bangmaken
diversen
  1. maak bang!
  2. maakt bang!
  3. bang gemaakt
  4. bang makende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bangmaken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förskräcka angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; verschrikken
skrämma angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; verschrikken intimideren; laten schrikken; onder druk zetten; ontstellen; schokken; terroriseren; tiranniseren; verontrusten; vrees aanjagen