Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. afgekeken:
  2. afkijken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afgekeken (Niederländisch) ins Schwedisch

afgekeken:


afkijken:

afkijken Verb (kijk af, kijkt af, keek af, keken af, afgekeken)

  1. afkijken (spieken)
    avskriva
    • avskriva Verb (avskriver, avskrev, avskrivit)

Konjugationen für afkijken:

o.t.t.
  1. kijk af
  2. kijkt af
  3. kijkt af
  4. kijken af
  5. kijken af
  6. kijken af
o.v.t.
  1. keek af
  2. keek af
  3. keek af
  4. keken af
  5. keken af
  6. keken af
v.t.t.
  1. heb afgekeken
  2. hebt afgekeken
  3. heeft afgekeken
  4. hebben afgekeken
  5. hebben afgekeken
  6. hebben afgekeken
v.v.t.
  1. had afgekeken
  2. had afgekeken
  3. had afgekeken
  4. hadden afgekeken
  5. hadden afgekeken
  6. hadden afgekeken
o.t.t.t.
  1. zal afkijken
  2. zult afkijken
  3. zal afkijken
  4. zullen afkijken
  5. zullen afkijken
  6. zullen afkijken
o.v.t.t.
  1. zou afkijken
  2. zou afkijken
  3. zou afkijken
  4. zouden afkijken
  5. zouden afkijken
  6. zouden afkijken
diversen
  1. kijk af!
  2. kijkt af!
  3. afgekeken
  4. afkijkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afkijken [znw.] Nomen

  1. afkijken (spieken; overschrijven; overkalken)

Übersetzung Matrix für afkijken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
skriva av afkijken; overkalken; overschrijven; spieken afschrijven
skriva över afkijken; overkalken; overschrijven; spieken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avskriva afkijken; spieken afschrijven
skriva av kopiëren; overschrijven
skriva över overschrijven

Verwandte Definitionen für "afkijken":

  1. kijken hoe hij het doet, zodat je het kunt nadoen1
    • die truc heb ik van mijn broer afgekeken1