Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. aantreden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aantreden (Niederländisch) ins Schwedisch

aantreden:

aantreden Verb (treed aan, treedt aan, trad aan, traden aan, aangetreden)

  1. aantreden (toetreden)
    falla in; komma in
    • falla in Verb (faller in, föll in, fallit in)
    • komma in Verb (kommer in, komm in, kommit in)

Konjugationen für aantreden:

o.t.t.
  1. treed aan
  2. treedt aan
  3. treedt aan
  4. treden aan
  5. treden aan
  6. treden aan
o.v.t.
  1. trad aan
  2. trad aan
  3. trad aan
  4. traden aan
  5. traden aan
  6. traden aan
v.t.t.
  1. ben aangetreden
  2. bent aangetreden
  3. is aangetreden
  4. zijn aangetreden
  5. zijn aangetreden
  6. zijn aangetreden
v.v.t.
  1. was aangetreden
  2. was aangetreden
  3. was aangetreden
  4. waren aangetreden
  5. waren aangetreden
  6. waren aangetreden
o.t.t.t.
  1. zal aantreden
  2. zult aantreden
  3. zal aantreden
  4. zullen aantreden
  5. zullen aantreden
  6. zullen aantreden
o.v.t.t.
  1. zou aantreden
  2. zou aantreden
  3. zou aantreden
  4. zouden aantreden
  5. zouden aantreden
  6. zouden aantreden
diversen
  1. treed aan!
  2. treedt aan!
  3. aangetreden
  4. aantredende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aantreden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
falla in aantreden; toetreden invallen; naar binnen vallen
komma in aantreden; toetreden aangaan; aanknopen; betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan

Computerübersetzung von Drittern: